Middelingstijden bij geluidmetingen en geluidanalyse

Terug naar overzicht

Hieronder treft informatie aan m.b.t. geluid opgesteld door ons bureau en/of derden.
(Gebruik van deze informatie is geheel voor eigen risico, er kunnen op generlei wijze rechten of claims aan ontleend worden).


Middelingstijden bij geluidmetingen en geluidanalyse
Veelal heeft het geluid dat gemeten moet worden een wisselende sterkte, het menselijke oor kan deze wisselingen in geluiddruk maar tot op bepaalde hoogte volgen. De integra­tietijd van het menselijk oor ligt tussen 25 – 75 milliseconden. In de prak­tijk is het betrouwbaar aflezen van het meetinstrument bij zeer snelle wisselingen in het geluidniveau niet zinvol. Internati­onaal heeft men derhalve om praktische redenen twee integratie-tijden afgesproken van respectievelijk 1 seconde (Slow) en 125 milliseconden (Fast). De keuze van de aan te houden integratie-tijd is vastgelegd in de diverse meetproce­dures en normen. Meestal wordt de stand “Fast” voorgeschreven aangezien deze integratietijd het meest overeenkomt met de waarneming door het menselijk oor.

Voor het meten van bijzondere geluidfenomenen zijn de geluid­niveaumeters meestal ook uitgerust met andere standen, bij­voorbeeld stand “I” voor impulsachtig geluid met een inte­gratie-tijd van 35 milliseconden; deze integra­tietijd komt goed overeen met de directe waarneming van het menselijk gehoor van kortdu­rende signalen. Geluidsignalen die nog korter duren worden door het menselijk oor als minder luid waargeno­men, toch kunnen deze signalen zeer schadelijk zijn voor het gehoor (denk aan de metaal bewerking of bijvoorbeeld schiet-oefenlokalen). Voor de regis­tratie van deze signalen zijn de meeste geluidniveaumeters uitgerust met de stand “Piek” waarmee de topwaarde van de optredende geluiddruk wordt gere­gistreerd.

De meterstand “Piek” wordt nogal eens verkeerd gebruikt. Dit komt omdat er vanuit het verleden in ministeriële circulaires of bijvoor­beeld oude Hinderwetvergunningen van bedrijven gespro­ken wordt over piekniveaus. De piekniveaus die hier bedoeld worden zijn echter de maximale geluidniveaus gemeten in de meterstand “fast”, in de praktijk aangeduid met Lmax. Eisen ten aanzien van (echte) piekniveaus zult u in de prak­tijk alleen aantref­fen in de ARBO-wet, Machine-richtlijn of Circulaire schietla­waai. Het toepassingsgebied van de meter­standen Impuls en Piek valt buiten het kader van deze oplei­ding en wordt derhal­ve verder buiten beschouwing gelaten.

Veelal wordt er in beoordelingsnormen en/of meetprocedu­res voorgeschreven dat het energetisch gemiddelde ofwel het equi­valente geluidniveau, Leq, bepaald dient te worden. Hiervoor is een integrerende geluidniveaumeter noodzakelijk, op de moder­ne geluidniveaumeters is deze functie echter standaard. Op de meterstand Leq wordt gedurende de meetperiode het ener­getisch gemiddelde geluidniveau bepaald. Andere meterstanden die op de geluidniveaumeter kunnen voor­komen zijn:

SPL = sound pressure level.
Leq = equivalente geluidniveau.
SEL = sound exposure level (blootstellingsniveau).
L95 = geluidniveau dat 95% van de tijd wordt overschreden.
Lmax = maximale geluidniveau in de meterstand “fast”.
Lmin = laagste waarde in de meterstand “fast”.

Frequentie-analyse
In veel gevallen geeft de aflezing van de geluid­ni­veaumeter onvoldoende informatie en zal inzicht verkregen moeten worden in de verdeling van het geluid (niveau als functie van de frequentie). Bij specialistische metingen zal derhalve ook altijd een frequentie afhankelijke filtering worden toegepast. Vroeger gebeurde dit door het signaal via een aantal smalle bandfilters te sturen zodat per band de effectieve waarde bepaald kon worden. Er kan een serie-analyse of een parallel-analyse worden verricht. In het eerste geval wordt het geluid­signaal achter­een­volgens door de diverse filterbanden ge­stuurd. In het tweede geval wordt het geluidsignaal gelijktij­dig door alle filterbanden gestuurd. Tegenwoordig vindt de frequentie-analyse veelal “Real Time” plaats, dat wil zeggen dat het gehele spectrum gelijktijdig wordt bepaald. Elk filter heeft hierbij zijn eigen detector waarbij de resultaten veelal grafisch op het display worden afgebeeld. Door de digitale signaalverwerking vindt er steeds vaker frequentie-analyse via de Fast Fouriertransforma­tie plaats. De laatste jaren zijn de Real Time analysato­ren zeer hand­zaam geworden.

In het algemeen geldt dat de resultaten uit smalbandige fre­quentie analyse omgerekend kunnen worden naar bredere frequen­tie banden, ofwel het geluiddrukniveau. Het omgekeerde is echter niet mogelijk. In de bouwakoestiek wordt in Nederland veelal volstaan met het octaafband-spectrum terwijl in het buitenland vaak het tertsband-spectrum (1/3 octaaf) wordt gehanteerd. De statistische betrouwbaarheid van de smalbandige frequentie analyse wordt bepaald door het product van band­breedte en tijd (BT-product).