Geluidsisolatie berekening

Meer info over geluidsisolatie berekening
akoestisch rapport bouwbesluit.htm
Voor meer info raadpleeg onze informatie rubriek over geluid

Geluidsisolatie berekening Bouwbesluit

Rekenmethode GGG 97
Bron: IWB

voor het berekenen van de geluidwering van gevels

Inhoudsopgave
 
 1. Inleiding

1.1 Doelstelling rekenmethode
1.2 Wettelijk kader
1.3 Aanleiding en opzet van de rekenmethode
1.4 Streefnauwkeurigheid
1.5 Nader onderzochte faktoren
1.6 Datalijsten
1.7 Rekenprogrammatuur
1.8 Gebruik richtlijn
1.9 Kwaliteit en aktualiteit rekenmethode

2. Wijziging ten opzichte van versie 1993

3. Vereiste geluidwering

4. Algemene opzet rekenmehode

4.1 Berekening van de geluidwering volgens methode 1
4.2 Berekening van de geluidwering volgens methode 2
4.3 Oktaafbanden en gevelelementen

5. Rekenmethode 1 en 2

5.1 Bepaling van de geluidbelasting van de gevel
5.2 Bepaling van de geluidbelasting per gevelelement per oktaafband
5.3 Bepaling geluidwering en partieel binnenniveau per element
per oktaafband.
5.4 Bepaling partieel binneniveau per element
5.5 Bepaling totale binnenniveau
5.6 Bepaling geluidwering van de gevel
5.7 Karakteristieke geluidwering van de gevel van de verblijfsruimte
5.8 Karakteristieke geluidwering vtan het verblijfsgebied

6. Verklaring van de symbolen

7. Toelichting op de berekening

7.1 Ondergrens geluidwerende maatregelen
7.2 Kwaliteitsnorm Rq,A– 2

8. Regelgeving volgens het Bouwbesluit

8.1 Dubbele toetsing: verblijfsruimte en -gebied
8.2 Karakteristieke geluidwering
8.3 Verkeersruimte achter de voordeur (halletje) of toegangsportaal
8.4 Bestaande situaties
8.5 Geluidsaneringsgevallen

9. Ventilatie

9.1 Alternatieve aanpak ventilatie bij geluidsanering
9.2 Voorkoming van tocht
9.3 Andere ventilatiemogelijkheden

10. Toetsing en controlemetingen

10.1 Toepassing van meettolerantie

11. Richtlijn rapportage

12. Literatuur

Inleiding

1.1 Doelstelling rekenmethode

Deze Rekenmethode Gevels is gemaakt met het doel om adviseurs, technici en ontwerpers die met deze materie werkzaam zijn een bruikbaar stuk gereedschap te geven zodat ontwerp en toetsing goed op elkaar aansluiten.

1.2 Wettelijk kader

Publiekrechterlijk aspect

Veel gevels en daken van woningen en andere gebouwen dienen sinds de invoering van de Wet Geluidhinder in 1979 te voldoen aan extra geluidwerende eisen ter bescherming tegen geluid van buiten. De Woningwet speelde daarop in via het Besluit Geluidwering Gebouwen, later door het Bouwbesluit welke in werking trad in oktober 1992.

Het Bouwbesluit verwijst voor de vaststelling van de geluidwering naar de vigerende Nederlandse norm voor bepaling van de geluidwering van de gevel: de NEN 5077: Deze schrijft toetsing voor door middel van meting, dus na voltooiing van het bouwwerk. Een probleem hierbij is echter dat het ontwerp van de geluidisolatie van de gevel moeilijk kan worden afgekeurd nadat het ontwerp is ingediend, de bouwvergunning is verleend en het bouwwerk is gebouwd.

Praktisch gezien moet derhalve het ontwerp van de gevel getoetst worden op het moment dat het ontwerp voor verlening van bouwvergunning is ingediend.

Tot op heden is de berekeningsmethode van de geluidwering van de gevel aan het Bouwbesluit niet genormaliseerd. Wel kan een gemeente een bepaalde berekeningsmethodiek accepteren of verwerpen uit het oogpunt van betrouwbaarheid.

Privaatrecht

Uit privaatrechterlijk standpunt mag een koper en/of bewoner verwachten dat een nieuwe woning

aan de wettelijke eisen van het Bouwbesluit voldoet. Als bij bewoning echter blijkt dat niet aan de eisen wordt voldaan, zijn achteraf corrigerende maatregelen nodig die vaak kostbaar zijn.

Conclusie

Om bovenstaande redenen is het zowel vanuit publiek-rechterlijk als privaatrechterlijk gezichts-punt van belang dat de geluidwering zo goed mogelijk vooraf wordt bepaald.

1.3 Aanleiding en opzet van de rekenmethode

In de dagelijkse praktijk van de leden van de Werkgroep Geluidhinder Grote gemeenten werd al begin jaren tachtig bij de controlemetingen geconstateerd dat de gemeten geluidwering van gevels van woningen vaak minder was dan de berekende. In meer dan 30 % moesten er na controlemetingen corrigerende maatregelen worden getroffen. De verschillen tussen meting en berekening lagen in de orde van 1 à 2 dB(A) met een aantal uitschieters tot ca. 5 dB(A). Dit was aanleiding om gezamenlijk onderzoek te doen naar een aantal elementen van de berekenings-methode ten einde de verschillen tussen berekening en meting terug te brengen.

1.4 Streefnauwkeurigheid

Het streven van het onderzoek was dat alle faktoren welke de geluidwering van de gevel met meer dan 1 dB(A) kan vergroten, respectievelijk verkleinen, in de rekenmethode moeten worden opgenomen. Verder is het streven er op gericht dat in minstens 90 % van de gevallen de gemeten geluidwering groter of gelijk is aan de berekende geluidwering.

1.5 Nader onderzochte faktoren

Een en ander resulteerde in gezamenlijk onderzoek naar een aantal aspecten zoals: de invloed van kiermaat-afwijkingen, richtings-gevoeligheid van suskasten, de geluidsisolatie van beglazingen in praktijk-opstellingen en dergelijke. De uitkomsten van dit onderzoek gaven aanleiding de toen in gebruik zijnde rekenmethoden aan te vullen. Gelijktijdig met dit proces werd door de Technisch Physische Dienst TNO/TU Delft nader onderzoek gedaan naar de geluidwering van naden, kozijnen en beglazingswijzen. De resultaten daarvan zijn in deze rekenmethode meegenomen.

1.6 Datalijsten

Op de bijlagen zijn gegevenslijsten van materialen en aanwijzingen voor de wijze van rapportage opgenomen. Een groot deel van de materiaal-gegevens komen overeen met die in de publikatie 112 “Herziening rekenmethode geluidwering gevels”, uitgave 1989 van het ministerie van VROM. en de publikatie ” GELUIDWERING IN DE WONINGBOUW april 1992 van het ministerie. Dit geldt met name voor beglazingen. De gegevens van suskasten zijn samengesteld aan de hand van opgaven en meetrapporten van de fabrikanten. Fabrikanten en importeurs die aanvullingen, wijzigingen e.d. van het databestand te melden hebben kunnen zich wenden tot de projectleider van de rekenmethode.

1.7 Rekenprogrammatuur

De werkgroep beperkt zich tot het verspreiden van de rekenmethode. Zij acht het niet tot haar taak zelf software te verspreiden waar deze methode mee kan worden uitgevoerd. Dit wordt aan de markt overgelaten. Wel is aan enkele adviesbureaus welke reeds software voor het berekenen van gevels op de markt brengen gevraagd een rekenversie te maken waarin de GGG methode gevolgd wordt.

1.8 Gebruik richtlijn

De richtlijn is in eerste instantie bedoeld voor de eigen adviseurs en technici van de deelnemende grote gemeenten en de adviesbureaus welke in opdracht van deze gemeenten akoestische adviezen geven. Daarnaast kan zij natuurlijk ook door anderen worden gehanteerd. Door de genoemde deelnemers van de werkgroep wordt deze methode aanbevolen omdat zij beter op de praktijksituatie aansluit. De GGG methode mag zonder aparte toestemming worden gekopieerd, geciteerd e.d mits de bron wordt vermeld.

1.9 Kwaliteit en aktualiteit rekenmethode

Uit een evaluatie van metingen in vergelijking tot verschillende methoden van berekeningen is gebleken dat deze rekenmethode GGG tot kleinere verschillen met de metingen leidt dan de meeste andere gebruikte rekenmethoden.

Opzet is dat deze richtlijn regelmatig wordt bijgewerkt.

Wijziging ten opzichte van versie 1993

Ten opzichte van de versie september 1993 zijn er een aantal wijzigingen uitgevoerd.:

2.0.1   splitsing methode 1 en 2

Analoog aan de berekening van verkeerslawaai wordt de rekenmethode gesplitst in de eenvoudige methode 1, welke net als de voorgaande GGG93 methode, alleen een berekening maakt in dB(A) en een uitgebreidere methode 2 die de berekeningen per oktaafband uitvoert. De motivatie voor het invoeren van methode 2 is:

De oktaafberekening maakt het eenvoudiger voor spoor- en luchtvaartlawaai en andere soorten lawaai de geluidwering te berekenen. Bovendien geeft een oktaafberekening een beter inzicht in welke oktaafbanden de kritische punten van de geluidwering liggen. Tenslotte kan hierdoor een betere vergelijking gemaakt worden met de gemeten geluidisolatie.

2.0.2    invoering partieel geluidniveau

Nieuw in de methode GGG97 is dat de geluidbijdrage per gevelelement wordt uitgedrukt in een partieel geluidniveau. In de methode GGG93 werd dit gedaan door middel van zgn. termen. Het optellen van partiele niveaus geeft een logischer beeld van de geluidbijdrage van elk gevelelement: het element met het hoogste partiele geluidniveau geeft de hoogste bijdrage, terwijl dat bij de termen methode juist andersom was.

2.0.3    Gevelvlakfactor en gevelstructuurfactor

De bepaling van de geluidbelasting op het gevelelement door middel van de gevelvlakfactor CL en de gevelstructuurfactor is uitgebreid. In het werkrapport van de TPD [lit 2] zijn deze factoren per positie per octaafband bepaald. Verder is hier door Timmers en Zwaans [lit 8] nader onderzoek naar gedaan. Er is voor gekozen deze factoren per element per octaaf te bepalen.

2.0.4    Geluidveldcorrectiefaktor Csk1

De geluidveldcorrectiefaktor Csk wordt momenteel nog aan de hand van een vuistformule berekend. Uit onderzoek aan suskasten van Alusta blijkt dat deze berekeningswijze niet altijd correct is. Deze fabrikant geeft voor enkele suskast typen een individueel gemeten Csk op. Deze getallen zijn nog niet in het suskasten databestand opgenomen omdat de werkgroep IWB een onderzoek op stapel heeft staan om de CSK uit laboratorium metingen en suskastafmetingen af te leiden en vast te leggen in een een nieuwe vuistformule en daarmee te voorkomen, dat voor elk nieuw ontwikkeld suskasttype, naast een standaard laboratorium meting, een extra meting nodig is om deze Csk vast te stellen. Afhankelijk van het verloop van dit onderzoek zal in een volgende versie hierop worden teruggekomen.

2.0.5    Geluidveldfactor Csk2 voor plafondreflecties

In versie 97 is de geluidveldcorrectiefactor voor de plaatsing van de suskast dicht bij het plafond opgenomen. Bij een afstand suskast-plafond kleiner dan 0.5 m gaat het interferentie-effect met het plafond een rol spelen.

2.0.6    Ventilatienormen

In deze uitgave is een voorstel voor geluid- en ventilatienormen voor geluidsanering opgenomen.

2.0.7    indirect geluid

Er is een berekeningswijze voor de geluidbijdrage via een zgn tussenruimte als zolders, gesloten balkons opgenomen.

2.0.8    scheiding GA en GA;k

Er is een duidelijker scheiding gemaakt tussen de reele geluidwering GA van de gevel, welke toetsbaar is met metingen en de min of meer fictieve “karakteristieke” geluidwering GA;k die in de Nederlandse regelgeving is ingevoerd vanwege de gewenste vrije indeelbaarheid van de woning.

2.0.9    Datalijsten

De datalijsten zijn uitgebreid en bijgewerkt. De verantwoordelijkheid voor de juistheid hiervan ligt bij de bedrijven die de gegevens hebben aangeleverd.

Vereiste geluidwering

De vereiste karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (hier verder gevel of dak genoemd) van een verblijfsgebied van een woning bedraagt volgens art 22 van het het Bouwbesluit:

hierin is:

GA;kg:     karakteristieke geluidwering van het verblijfsgebied, dB(A)

Lbu,A:     geluidbelasting op de gevel, A-gewogen, dB(A)

Lbin;A:     maximum toelaatbaar geluidniveau in de verblijfsruimte, dB(A).

Volgens het Bouwbesluit bedraagt deze:

-35 dB(A) bij nieuwe woningen

-40 dB(A) bij nieuwe kantoren

-45 dB(A) bij bestaande woningen

-40 dB(A) bij te saneren woningen (subsidievoorwaarden)

De minimum GA;kg per verblijfsgebied bedraagt :

De karakteristieke geluidwering van de gevel van een verblijfsruimte binnen het verblijfsgebied mag minder zijn met een ondergrens van:

Hierin is:

GA;kr: Karakteristieke geluidwering van een verblijfsruimte, dB(A)

Algemene opzet rekenmehode

4.1 Berekening van de geluidwering volgens methode 1

De berekening volgens methode 1 verloopt in de volgende stappen:

  1.     bepaal de geluidbelasting op de gevel in dB(A)
  2.     bepaal de geluidbelasting per gevelelement
  3.     bepaal de geluidwering en het partiele binnenniveau van element j
  4.     bepaal de som van de partiele binnenniveaus per gevelelement= totaal binnenniveau
  5.     bepaal de geluidwering van de gevel.
  6.     bepaal de karakteristieke geluidwering van de gevel in dB(A) van de verblijfsruimte en toets deze aan de eisen.
  7.     bepaal de karakteristieke geluidwering van het verblijfsgebied en toets deze aan de eisen.

4.2 Berekening van de geluidwering volgens methode 2

De berekening volgens methode 2 verloopt in de volgende stappen:

  1.     bepaal de geluidbelasting op de gevel in dB(A)
  2.     bepaal de geluidbelasting per gevelelement per oktaafband
  3.     bepaal de geluidwering en het partiele binnenniveau van element j per oktaafband i
  4.     bepaal de som van de partiele binnenniveaus per oktaafband= partieel binnenniveau per element in dB(A)
  5.     bepaal de som van de partiele binnenniveaus per gevelelement. Dit is gelijk aan het totaal binnenniveau in de verblijfsruimte.
  6.     bepaal de geluidwering van de gevel
  7.     bepaal de karakteristieke geluidwering van de gevel in dB(A) van de verblijfsruimte en toets deze aan de eisen.
  8.     bepaal de karakteristieke geluidwering van het verblijfsgebied en toets deze aan de eisen.

Het verschil tussen methode 1 en 2 is dat bij methode 1 de berekening alleen in dB(A) wordt uitgevoerd en bij methode 2 per oktaafband.

De uitkomsten van beide berekeningen zijn in principe exact gelijk. Bij wegverkeerslawaai kan in veel gevallen worden volstaan met methode 1 omdat van veel gevelelementen de geluidisolatiewaarde in dB(A) voor verkeerslawaai bekend is. Bij afwijkende bronspectra is het vaak eenvoudiger de berekening direct in oktaafbanden uit te voeren. De hieronder beschreven stappen hebben betrekking op methode 2. Voor methode 1 kan de bepaling per oktaafband achterwege blijven.

4.3 Oktaafbanden en gevelelementen

4.3.1 oktaafbanden

Bij verkeerslawaai: weg, spoor en luchtvaartlawaai, dient de berekening voor de oktaafbanden 2 t/m 6, dat wil zeggen van 125 t/m 2000 Hz te worden uitgevoerd. Bij industrie- en horeca-lawaai is een breder spectrum van belang, namelijk oktaafband 1 t/m 7 ofwel 63 t/m 4000 Hz. Een probleem is echter dat van veel materialen geen geluidisolatie-waarden bij 63 Hz bekend zijn. In dat geval kan gekozen worden voor oktaafband 2 t/m 7, dat wil zeggen: 125 t/m 4000 Hz.

4.3.2 gevelelementen

Bij de gevel dienen alle elementen in beschouwing genomen te worden die een reële bijdrage kunnen leveren aan het partieel geluidniveau. Men moet zich hierbij een bronpositie voorstellen zoals deze beschreven is in de Nederlandse norm NEN 5077: “Geluidwering in gebouwen” onder hoofdstuk 9.3.2.1: “Plaatsing van de geluidbron”. Dat wil zeggen een of twee bronposities, en nagaan hoe de geluidpaden van de bron naar de ruimte verlopen. De elementen die normaliter een rol spelen zijn:

  1. beglazing
  2. suskasten of ventilatie roosters
  3. kozijnen
  4. panelen, borstweringen en metselwerk
  5. flankerende elementen als zijgevels, dakvlakken en vloeren
  6. indirekte overdracht via tussenruimte als serres en zolders
  7. flankerende transmissie via lichte wanden
  8. kierdichting
  9. naden
  10. beglazingsranden

Rekenmethode 1 en 2

Onderstaand wordt de rekenmethode 2 stap voor stap beschreven. Bij enkele rekenstappen is aangegeven hoe te handelen bij methode 1

5.1 Bepaling van de geluidbelasting van de gevel

De geluidbelasting moet worden bepaald volgens de in Nederland genormaliseerde meet- en rekenmethoden.

Bij wegverkeerslawaai is daarvoor de methode 1 en 2 volgens art 102 van de Wet Geluidhinder aangewezen. Bij luchtvaartlawaai de methode LL-HR-20-10, aangewezen in de luchtvaartwet. Bij industrie en horecalawaai wordt hiervoor normaliter de handleiding IL-HR-13-01 gehanteerd. In bijzondere gevallen kunnen afwijkende reken-en meetmethoden gebruikt worden. In dat geval is meestal de instemming van de provinciale inspecteur van de volksgezondheid nodig.

5.2 Bepaling van de geluidbelasting per gevelelement per oktaafband

5.2.1 Partiële geluidbelasting per oktaafband

Indien bij de geluidbelastingsberekening de lineaire waarde per oktaafband wordt berekend, kan deze stap bij methode 2 worden overgeslagen. Bij methode 1 dient in dit geval de geluidbelasting in dB(A) te worden berekend volgens:

en:

hierin is:

LbuA:         De geluidbelasting van de gevel in dB(A)

Lbui,lin:       De geluidbelasting op de gevel in oktaafband i, lineair, dB

Lbui:           De geluidbelasting op de gevel in oktaafband i, A-gewogen. dB(A)

CAi:           De correctiefactor voor A-weging van het geluid volgens onderstaande tabel, dB

tabel 1. correctiefactor CAi voor bepaling A-gewogen niveau, dB

Oktaafband 63 125 250 500 1000 2000 4000
A-correctie 26 16 9 3 0 -1 -1

In het geval de geluidbelasting in dB(A) wordt gegeven voor een bepaald gestandaardiseerd bronspectrum moet de geluidbelasting per oktaafband

worden berekend volgens:

hierin is :

LbuA       De A-gewogen hoogste geluidbelasting op de uitwendige scheidingsconstructie van het vertrek in dB(A).

Lbui         Geluidbelasting op de gevel per oktaafband i, A-gewogen, dB

Cbi          De correctiefactor per oktaafband i geldig voor het betreffende standaard bronspectrum volgens onderstaande tabel in dB

tabel 2. correctiefactoren Cbi per oktaafband voor standaardbronspectra

Oktaafband nr

Frequentie, Hz

1

63

2

125

3

250

4

500

5

1k

6

2K

7

4k

buitengeluid
wegverkeer
railverkeer
luchtvaart
havenspoorlijn R’dam
Popmuziek

House muziek






27

13

14
14
27
21
17
14

8

10
10
17
11
9
9

8

6
6
9
7
5
6

7

5
5
4
4.5
5
5

7

7
7
4
6
9
6

9






10

In een aantal gemeenten kan het voorkomen dat er een afwijkend spectrum gebruikt moet worden. Hiervoor dient men bij de betreffende gemeente navraag te doen. Volgens NEN 5077 moet echter in principe van de eerste vier standaardspectra gebruik worden gemaakt.

5.2.2 partiële geluidbelasting per element j

De geluidbelasting van gevelelement j wordt afgeleid van de hoogste geluidbelasting van het verblijfsgebied volgens:

Hierin is :

Lbui:       De geluidbelasting van de gevel in oktaafband i, dB(A)

Lbuj,i:     De geluidbelasting van gevelelement j in oktaafband i, dB(A)

CL;j:       Gevelvlakfactor van gevelelement j, dB

Cgj,i:       De gevelstructuurfactor voor gevelelement j en oktaafband i., dB

Gevelvlakfactor

Bij de bepaling per gevelelement wordt een gevelvlakfactor CL;j in rekening gebracht die het verschil aangeeft tussen de hoogste geluidbelasting van het verblijfsgebied en de geluidbelasting van het vlak waarin element j zich bevindt. Bij zijgevels en schuine daken speelt deze factor een rol. De gevelvlakfactor is niet frequentie-afhankelijk. Onderstaand is de waarde voor een aantal situaties aangegegeven


 
 
 
 
 
 
 
 




Tabel Gevelvlakfactor CL,j

vlak nr opmerking CLj
1
2
3a
3b
4
5

6

7

8a

b

c

d

e

haaks op de weg, geen reflekties van gebouwen
parallel aan de weg
a kleiner dan 45 graden
a groter dan 45 graden
direct aangestraald
direct aangestraald

zie onder 8

achterzijde schuin dak

B= 0-15 graden

B=15-30

B=30-45

B=45-90

B> 90

3
0
0
3
0
0


15

3

5

8

10

15

Gevelstructuurfactor

gevelstructuurfactor Cg,j,i in rekening gebracht welke het verschil in geluidbelasting aangeeft tussen de geluidbelasting op het betreffende gevelvlak en de geluidbelasting op het individuele element. Hierbij kunnen afscherming en reflektie van balkons en galerijen een rol spelen.

De Cgj,i is frequentie afhankelijk. Een positieve Cgj verlaagt de geluidbelasting. De waarden zijn afgeleid van lit [2] en [8]. Eerst moet bepaald worden of het betreffende element in een afschermzone of een reflektiezone ligt. Van belang is de hoek waaronder het geluid (bij de eventuele meting) op de gevel invalt. Zie hiervoor onderstaande afbeelding


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


De hoogte van de rekflektiezone wordt bepaald met:

De hoogte van de afschermzone kan worden berekend met:

Hierin is:

H:       De hoogte van het midden van de gevel tov het wegdek, m

D:       De afstand van de geluidbron tot de gevel, of, indien van toepassing, tot de balkonrand: volgens de NEN 5077 bedraagt deze 3x de breedte van de gevel met een min. van 10m, m

Hb:     Hoogte van de gesloten ballustrade, m

Db:     Diepte van het balkon of galerij, m

tabel 3. gevelstructuurfactor Cgj,i per element

Situatie 125 250 500 1000 2000
100 % in reflektiezone
50 % in reflektiezone of 50 % geluidabsorptie
-2
-1
-2
-1
-3
-1.5
-3
-1.5
-3
-1.5
Uitkragend balkon of galerij, absorberend of hard
100% in afschermzone
50% in afschermzone
inpandig balkon, niet absorberend
100 % in afschermzone
50 % in afscherm zone

inpandig balkon, met absorberend plafond
100 % in afschermzone
50% in afschermzone


3
0
0
0

1
0


5
1.5
3
1

5
1.5


3
2
3.5
1

5
1.5


5
2.5
5
1.5

8
2.5


9
3
5
1.5

9
3

Indien meerdere correcties van toepassing zijn wordt de som van de gevelstructuurfactoren genomen.

5.3 Bepaling geluidwering en partieel binnenniveau per element per oktaafband.

De algemene formule voor het bepalen van het partiele geluidniveau per element per oktaafband luidt:

Lbuj,i: geluidbelasting van gevelelement j, per oktaafband i., dB(A)

Lbinj,i: partiele geluidniveau binnen in de ruimte per element j, per oktaafband i, dB

3: verschil in dB tussen invallend geluid en een diffuus geluidveld aangezien materialen in een diffuus geluidveld gemeten worden en de geluidbelasting het invallend geluidniveau betreft.

Rj,i: geluidisolatie van element j bij oktaafband i, dB

Sj: oppervlak van het betreffende element j, m2

Ai: geluidabsorptie bij oktaafband i in m2 sabine van de betreffende ruimte., m2

De geluidisolatie Rj wordt verschillend behandeld bij verschillende soorten gevelelementen. Ze worden hieronder behandeld.

5.3.1 Beglazingen

Voor bepaling van het partieel binneniveau is algemene formule van toepassing.

De in te vullen geluidisolatiewaarden Rj;i van de beglazingen zijn te vinden in bijgaande datalijst. Ook kan de datalijst van het boek “Geluidwering in de woningbouw ” van het ministerie VROM worden gebruikt. Deze gegevens zijn berekend volgens een rekenmodel ontwikkeld door TNO/TPD en gebaseerd op een gemiddelde van een groot aantal laboratorium metingen, verminderd met 1 standaard afwijking zodat een betrouwbaarheidspercentage van ongeveer 85 % bereikt wordt. Zonodig kunnen afzonderlijke laboratoriummetingen gebruikt worden gemeten volgens NEN of DIN normen, echter verminderd met 1.5 dB zijnde de standaard-afwijking.

Als oppervlak wordt bij beglazing het netto glasoppervlak binnen het kozijn genomen. Dit bedraagt ongeveer 80 % van het oppervlak van het raam+ kozijn= opening in de gevel.

Bepaling van de A-gewogen isolatiewaarde van beglazingen

Bij methode 1 wordt de A-gewogen isolatiewaarde RjA gehanteerd. Deze

wordt berekend volgens:

Hierin is:

Rj,A: A-gewogen isolatiewaarde van element j, dB

Rj,i: Geluidisolatiewaarde van element j bij oktaafband i, dB

Cbi: broncorrectiefactor voor betreffend standaard bronspectrum volgens tabel 2.op blz 11, dB

5.3.2 Suskasten en roosters

Bij suskasten en ventilatieroosters wordt geen Rj maar de demping Dne,i in rekening gebracht, verminderd met eentweetal geluidveldcorrectiefactoren. Tevens wordt in plaats van het oppervlak Sj, de lengte van de suskast of het rooster Lsk gehanteerd omdat de Dne genormeerd is op 1 m kastlengte en 10 m2 absorptie. De berekening van het partiele geluidniveau luidt dan:

Dne,i De geluiddemping van de suskast, genormeerd op 1m lengte en 10 m2 absorptie, dB

Csk1 De geluidveldcorrectiefactor van de suskast ten gevolge van de richtingsgevoeligheid, dB

Csk2,i Een correctiefactor welke rekening houdt met interferentie met dichtbijgelegen reflektievlakken., dB

lsk De lengte van de suskast in m

Geluidveld-correctiefactor Csk1

Er dient op de geluidsisolatiewaarde Dne,A van de suskast een correctiefactor te worden toegepast, welke negatief uitwerkt op de geluidwering, bestaande uit 2 elementen:

Het eerste element is een aftrek van 1.5 dB(A) voor alle suskasten, zijnde de standaard afwijking van de isolatiewaarde van de suskast in de praktijk. Hiermee wordt een zekerheid van ca.85 % bereikt dat deze suskast aan de in het laboratorium gemeten waarde voldoet. Een dergelijke opvatting wordt ook gebruikt bij de isolatiewaarden van beglazingen, waar zo’n aftrek reeds in de cijfers is verwerkt.

Het tweede element is die voor de richtings-gevoeligheid van de suskast. Uit praktijk-onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de Intergemeentelijke Werkgroep Bouwfysica van de vijf grote gemeenten en Rijkswaterstaat is gebleken dat suskasten waarvan de inlaatopening naar beneden is gericht, gevoelig zijn voor geluidaanstraling van onderaf. Dat wil zeggen dat de geluidwering bij aanstraling van onderaf lager is dan die gemeten in een diffuus veld. Zij varieert tussen de 0 en 4 dB(A) volgens:

+

Hierin is:

H: De hoogte van het midden van de gevel ten opzichte van het wegdek, m

D: De afstand van de gevel tot de plaats waar volgens de NEN 5077 de luidspreker moet staan, dwz 3 maal de gevelbreedte met een minimum van 10 m., m

Dne,A De geluiddemping van de suskast, genormeerd op 1m lengte en 10 m2 absorptie, dB

Bij een Dne,A groter dan 45 dB wordt 45 dB aangehouden.

Bij een Dne,A kleiner dan 35 dB wordt 35 aangehouden.

Suskasten met de inlaatopening aan de voorzijde maar naar beneden gericht worden verondersteld eveneens richtingsgevoelig te zijn als boven beschreven tenzij door middel van metingen anders wordt aangetoond. Er zijn inmiddels enkele suskasten van het fabrikaat Alusta waarvan de richtingsgevoeligheid apart is getest. De waarden hiervan zijn nog niet in de bijgevoegde datalijst opgenomen. Zie verder de inleiding hierover.

Toepassing van de Csk1 bij metingen

Bij de controle metingen dient men rekening te houden met deze richtingsgevoeligheid in die zin dat getracht wordt de gevel onder dezelfde hoek aan te stralen als het eigenlijke verkeer dat doet. Is er een groot verschil tussen aanstraalhoek bij de meting en werkelijke geluidbelasting dan kan een te laag gemeten geluidwering het gevolg zijn. Correktie van de contolemetingen met een geluidveldcorrektie-factor voor richtings-gevoeligheid is volgens NEN 5077 niet toegestaan.

Geluidveldfactor Csk2

Deze factor brengt het effect in rekening wat veroorzaakt wordt door in fase lopende reflectie van een nabijgelegen vlak, gebaseerd op lit. [2] en [9]. Hierdoor ontstaat een verhoogde geluidsoverdracht, vooral bij de lage frequenties. Het effect speelt pas een rol bij een afstand tot het reflectievlak, meestal het plafond, van minder dan 0.5 m. De factor is van toepassing zowel indien het reflectievlak aan de buitenzijde als de binnenzijde van de gevel is gelegen. Er wordt een onderscheid gemaakt voor 1 of tweevlaks reflecties. tweevlaksreflecties komen alleen voor bij kleine niet-spleetvormige openingen in de gevel, zoals ronde roosters. In onderstaande tabel zijn de waarden aangegeven.


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 





tabel 5. Geluidveldfactor Csk2 eenvlaks reflectie ( Dh > 0.5m )

afstand Dv tot reflectievlak

(plafond)

125 250 500 1000 2000 4000
0.1
0.3

0.5

2.5
2.5

1

2
1

0

1
0

0

0
0

0

0
0

0

0
0

0

tabel 6. Geluidveldfactor Csk2 bij tweevlaks reflectie bij Dh= 0.1 m

afstand Dv tot reflectievlak

(plafond)

125 250 500 1000 2000 4000
0.1
0.3

0.5

5
4

2.5

4.5
2.5

1.5

2.5
1.5

0.5

0
0

0

0
0

0

0
0

0

Tussenliggende waarden kunnen worden geïnterpoleerd.

De correctie dient tweemaal te worden toegepast als aan beide zijden van de suskast/rooster het reflektievlak binnen 0.5 m ligt.

Bepaling van de A-gewogen isolatiewaarde van suskasten

Bij methode 1 wordt de A-gewogen isolatiewaarde RjA gehanteerd. Deze

wordt berekend volgens:

Hierin is:

Dne,A: A-gewogen isolatiewaarde van element j, dB(A)

Dne,i: Geluidisolatiewaarde van element j bij oktaafband i, dB

Cbi: broncorrectiefactor voor betreffend standaard bronspectrum volgens tabel 2. blz 11, dB

Geluidisolatiewaarde Rq,A

Om suskasten onderling op geluidwering en ventilatiecapaciteit te kunnen vergelijken is een eenheid de Rq,A ingevoerd. Deze wordt als volgt bepaald:

Hierbij is:

Dne,A Het A-gewogen niveauverschil in dB(A) genormeerd op 1 m lengte of 1 exemplaar en 10 m2 ruimteabsorptie in dB(A), dB(A)

Qv De volumestroom in dm3/s bij 1 Pa en 1 m lengte of per exemplaar

Rq,A Geluidisolatiewaarde van de suskast A-gewogen, dB(A)

De Rq,A kan bij benadering omgerekend worden uit de fictieve netto doorlaat bepaald volgens de oude NEN 1087, 1975 tw:

Hierin is:

RA(netto,fictief): De geluidisolatie van de suskast betrokken op de fictieve netto doorlaat volgens NEN 1087 1975, dB(A)

5.3.3 Kozijnen

Het oppervlak van de kozijnen bedraagt ongeveer 20 % van het glasoppervlak bij houten en aluminium kozijnen en ongeveer 25 % bij kunststof. De aan te houden geluidisolatie-waarden zijn te vinden in de bijlagen.

5.3.4 Panelen, borstweringen en metselwerk

De geluidisolatie Rj,i van panelen en metselwerk etc kan uit de literatuur of uit bijgaande datalijst betrokken worden. Als oppervlak wordt het totale oppervlak van het element aangehouden. Verder is de behandeling als bij beglazingen.

5.3.5     Flankerende vlakken als zijgevels, platte daken en vloeren

De berekening van het partiele geluidniveau via elementen in flankerende vlakken als platte daken vindt op dezelfde wijze plaats als die van de voorgevel. Het verschil zit in de waarde van de gevelvlakcorrectie CL,j welke voor zijgevels op +3 ligt. Het is bij dit soort vlakken zaak niet alleen rekening te houden met het werkelijke geluidveld maar tevens met het geluidveld zoals dit optreedt bij eventuele controlemetingen volgens NEN 5077.

5.3.6 Indirecte geluidbijdragen via tussenruimten als serres, zolderruimten e.d.

Hier loopt het geluidpad via een tussenruimte, waarbij twee isolerende wanden worden gepasseerd. De berekeningswijze verloopt door eerst het geluidniveau in de tussenruimte te berekenen en dat vervolgens als geluidbelasting te beschouwen voor de tweede wand. Samengesteld luidt de formule:

Rj1,i De gemiddelde geluidisolatie van de gevel van de tussenruimte, dB

Rj2,i De geluidisolatie van element j tussen tussenruimte en ontvangvertrek, dB

Sj1 Het oppervlak van de gevel van de tussenruimte, m2

Sj2 het oppervlak van element j tussen tussenruimte en ontvangvertrek, m2

A2,i Het absorptieoppervlak van de tussenruimte, bepaald volgens de formule van Sabine, m2

Ai De geluidabsorptie in de verblijfsruimte in m2 sabine, m2

Men kan de laatste twee termen als een extra voorschakeldemping voor element j2 beschouwen met eenzelfde behandeling als de gevelstructuurfactor.

5.3.7 Kierdichting

De geluidwering van de kieren van de draaiende delen gaat uit van een geluidisolatiewaarde per meter kierlengte en 1 m2 absorptie. Bij de berekening van de geluidwering van de gehele gevel moet de totale lengte van de kieren in rekening worden gebracht. Het partiele geluidniveau wordt aldus berekend:

Hierin is:

Rk,i: De kierisolatie van de kierdichting in oktaafband i, dB

lk: De totale lengte van de kieren van draaiende delen in de ruimte, m

Indicatieve waarde

Als indicatieve richting kan men stellen dat de kierisolatie 10 dB hoger moet liggen dan het verschil tussen geluidbelasting op de gevel en het max. toelaatbare binnenniveau in de ruimte.

Kieronderzoek

De kierisolatie in de bijlage is gebaseerd op een onderzoek van de gemeente Amsterdam naar de geluidwering van kierdichtingsprofielen in het laboratorium en in de praktijk. Hieruit is gebleken dat bij houten draaiende delen rekening gehouden moet worden met een kiermaat-afwijking van 3 mm t.o.v. de nominale spleetbreedte tussen draaiend deel en kozijn. Daarnaast bleek uit dit onderzoek dat de geluidwerende werking van een dichtingsprofiel evenredig is met de aandrukkracht van het profiel, welke vervolgens weer afhankelijk is van het aantal mm dat het dichtingsprofiel wordt ingedrukt.

Meetmethode kierdichting

De kierisolatie kan met een redelijke betrouwbaarheid worden afgeleid uit de afmetingen, de vorm en de indrukking van

het kierdichtingsprofiel. Onder de indrukking wordt hier verstaan het verschil tussen de kophoogte van het niet ingedrukte kierdichtings-profiel en de nominale spleetbreedte tussen het draaiende deel en het kozijn.

Klasse-indeling kierdichting

De kierisolatie wordt in een zestal klassen ingedeeld welke met 5 dB oplopen. Welke soorten dichtingen in een bepaalde klasse kunnen worden ingedeeld, is in de bijlage op basis van indrukking weergegeven. Van enkele fabrikaten en typen die in het bovengenoemde onderzoek zijn gemeten zijn de kwaliteits-factoren direct gemeten.

Hang en sluitwerk

Het sluitwerk dient te zijn aangepast aan het gekozen dichtingsprofiel zodat de knevelende werking groot genoeg is om het dichtingsprofiel tot op de nominale spleetbreedte in te drukken.

Opbouwknevels

Veel eenvoudige opbouwknevels hebben een knevelgebied kleiner dan 2 mm zodat er te veel handkracht nodig is om het draaiende deel te sluiten. Meer dan 80 N sluitkracht kan als zwaar sluitend worden aangemerkt. Bij dit type opbouwknevels is een uitvoering met metalen rol in plaats van lip een oplossing .

Espagnoletsluiting

Espagnoletsluitingen bezitten een beperkte knevelwerking. Hier geeft een uitvoering met een sluitrol verbetering en hebben pomp-espagnoletten de voorkeur.

Meerpuntssluitingen

Ingebouwde meerpuntssluitingen hebben een knevelgebied van 4 tot 8 mm en zijn voor de zwaardere dichtingsklassen noodzakelijk.

5.3.8 Naden

Naden, dwz kieren tussen niet bewegende delen, zonder enige afdichting behoren te worden vermeden. Schuimband met open cellen veroorzaakt vaak lekkage. Bij gesloten cellen dient evenals bij de kieren een aandrukkracht aanwezig te zijn. Op bijlage worden de geluidweringsfactoren aangegeven. De berekening van het partiele geluidniveau vindt op gelijksoortige wijze plaats als bij de kieren.

met:

Rn,i: geluidisolatie van de naaddichting volgens bijlage, dB

ln: lengte van de naden in m

5.3.9 Beglazingswijze

Droge beglazing moet met een aandrukkracht van het beglazingsprofiel van minimaal 200 N/meter worden gemonteerd. Bij hogere isolatiewaarden b.v. boven GA;kr 35 is het beter nat te beglazen.

Hierin is:

Rbg,i De geluidisolatie van de beglazingsrand volgens bijlage, dB

lbg De totale lengte van de beglazingsnaad in de gevel in m

5.3.10 Geluidabsorptie Ai

De geluidabsorptie wordt berekend volgens de formule van Sabine:

Hierin is:

Vr: Het volume van de betreffende verblijfsruimte in m3

T0: De standaard nagalmtijd. Deze is voor woon en slaapkamers genormeerd op 0.5 s. Voor kantoorvertrekken en schoolokalen wordt 0.8 s aangehouden

Ai De genormaliseerde geluidabsorptie per oktaafband i in m2

5.4 Bepaling partieel binneniveau per element

Totale geluidniveau per element in de ontvangkamer wordt berekend uit de som van alle partiele geluidniveaus per element per oktaafband volgens

hierin is:

Lbinj,A Het totale geluidniveau in de ruimte bij oktaafband i in dB(A)

Lbinj,i Het partiele geluidniveau voor element j bij oktaafband i, dB(A)

5.5 Bepaling totale binnenniveau

Vervolgens wordt het totale geluidniveau in de verblijfsruimte berekend door de partiële gelidniveaus per element j op te tellen:

Hierin is:

LbinA: A-gewogen geluidniveau in de verblijfsruimte., dB(A)

5.6 Bepaling geluidwering van de gevel

De geluidwering GAr bedraagt:

Hierin is:

GA,r: de geluidwering van de gevel van een verblijfsruimte, dB(A)

5.7 Karakteristieke geluidwering van de gevel van de verblijfsruimte

De karakteristieke geluidwering van de ruimte wordt bepaald volgens NEN 5077:

Hierin is:

GA;kr: Karakteristiek geluidwering van de verblijfsruimte, dB(A)

Vr: Volume van de ruimte in m3

c : Voortplantingssnelheid van geluid in lucht = 331.8 m/s

T0: Norm nagalmtijd in sec, bij woningen: 0.5 sec, kantoren en scholen: 0.8 sec

Sur: Oppervlak van de uitwendige scheidingsconstructie van de verblijfsruimte onderstaande definitie, m2

Voor de berekening van de karakteristieke geluidwering GA;k mogen volgens de NEN 5077 soms niet alle geluidbijdragende vlakken worden meegeteld, nl alleen die vlakken die door de betreffende geluidbron zoals een verkeersstroom door een straat of weg direct kan worden aangestraald. Zo kan de voorgevel en de zijgevel van een verblijfsruimte wel gelijktijdig worden aangestraald, maar platte daken bijvoorbeeld niet. Het oppervlak van een plat dak mag daarom niet worden meegeteld.

5.8 Karakteristieke geluidwering van het verblijfsgebied

De karakteristieke geluidwering van de gevel van het gehele verblijfsgebied wordt bepaald uit de gewone geluidwering GA;r volgens de definitie van het Bouwbesluit:

Hierin is:

Sutot: oppervlak van de totale uitwendige scheidingsconstructie van het gehele verblijfgebied welke met de geluidbron bij (eventuele) controlemetingen direct kan worden aangestraald. = SSur, m2

Verklaring van de symbolen

Ai: Geluidabsorptie bij oktaafband i van de betreffende ruimte m2
A2,i: Het absorptieoppervlak van de tussenruimte, bepaald volgens de formule van Sabine m2
c: Voortplantingssnelheid van het geluid: 331.8 m/s bij 20 C m/s
CAi: Correctiefactor voor A-weging dB(A)
Cbi: Correctiefactor voor A-weging van het betreffende bronspectrum dB(A)
Cgj,i: Gevelstructuurfactor van element j in oktaafband i dB
CL,j: Gevelvlakfactor van element j. dB
Csk: Geluidveld-correctiefactor voor de suskast dB(A)
D: Afstand van de geluidbron tot de gevel, resp de balkonrand m
Dne,A: Geluiddemping van de suskast genormeerd op 1 m lengte (of 1 stuks) en 10 m2 absorptie dB(A)
Dne,i: Geluiddemping van de suskast in octaafband i, genormeerd op 1 m lengte (of 1 stuks) en 10 m2 dB(A)
GA;kg: Geluidwering van de gevel van een verblijfsgebied dB(A)
GA;kr: Geluidwering van de gevel van een verblijfsruimte dB(A)
Gevel: uitwendige scheidingsconstructie volgens definitie van het Bouwbesluit
H: Hoogte van het midden van de gevel t.o.v. de rijlijn m
LbuA Hoogste geluidbelasting van de gevel van een verblijfsgebied dB(A)
Lbui: Geluidbelasting van de gevel in oktaafband i, A-gewogen dB(A)
Lbuj,A: Partieele geluidbelasting per gevelelement A-gewogen dB(A)
Lbui,lin: geluidbelasting op de gevel in oktaafband i, lineair dB
Lbuj,i: Partieele geluidbelasting per gevelelement per oktaaf dB(A)
LbinA: Geluidniveau in verblijfsruimte A-gewogen dB(A)
Lbinj,i: Partieel geluidniveau in verblijfsruimte van element j in oktaafband i dB(A)
Lbinj,A: Partieel geluidniveau in verblijfsruimte van element j dB(A)
lk: Lengte van de kieren van draaiende delen m
ln: Lengte van de naden tussen vaste delen m
lbg: Lengte van de beglazingsranden m
lsk: Lengte van de suskast m
(of aantal stuks bij suskasten die niet lengte-afhankelijk zijn als muurdempers e.d.)
RA(netto,fict: De geluidisolatie van de suskast betrokken op de fictieve netto doorlaat volgens NEN 1087 1988 dB(A)
Rj,A: Geluidisolatiewaarde van element j, A-gewogen voor betreffend bronspectrum dB
Rj,i: Geluidisolatiewaarde van element j in oktaafband i dB
Rq,A: Geluidisolatiewaarde van de suskast A-gewogen dB(A)
Rk,i: Geluidisolatie van de kierdichting dB(A)
Rn,i: Geluidisolatie van de naaddichting dB(A)
Rbg,i: Geluidisolatie van de beglazingsrand dB(A)
Sj: Oppervlak van het te berekenen element m2
Sur: Oppervlak van de gevel van de verblijfsruimte m2
Sutot: Oppervlak van de gevel v/h verblijfsgebied m2
d.w.z. som v.d. gevels van de verblijfsruimten m2
Rj1,i: De gemiddelde geluidisolatie van de gevel van de tussenruimte dB(A)
Rj2,i: De geluidisolatie van element j tussen tussenruimte en ontvangvertrek dB(A)
Sj1: Het oppervlak van de gevel van de tussenruimte m2
Sj2: het oppervlak van element j tussen tussenruimte en ontvangvertrek m2
T0: De standaard nagalmtijd. Deze is voor woon en slaapkamers genormeerd op 0.5 s. Voor kantoorvertrekken en schoolokalen wordt 0.8 s aangehouden. S
Vr: Het volume van de betreffende verblijfsruimte in m3

Toelichting op de berekening

Woning met meerdere geluidbelaste gevels

Als de GA;kr en GA moet worden bepaald van meerdere geluidbelaste gevels van één verblijfsgebied moet als volgt te werk worden gegaan:

  • De hoogste geluidbelasting bepaalt de geluidweringseis.
  • Voor het gevelvlak met de niet-hoogste geluidbelasting wordt een CL,j gevelvlakfactor van 3 dB ingevuld Voorbeeld: Bij een verblijfsgebied op een hoek met een voorgevel van 5 m, een geluidbelasting van 70 dB(A) en een zijgevel van 3 m krijgen de elementen van de zijgevel een CL,j van 3 dB(A) toegewezen.

Indien deze aanpak wordt gevolgd komt het rekenresultaat precies overeen met het meetresultaat welke verkregen wordt indien NEN 5077 gevolgd wordt volgens de procedure in hoofdstuk 9.3.2.1 c voor geknikte verticale uitwendige scheidingsconstructies. Hierbij worden twee metingen uitgevoerd nl met luidspreker onder 45 graden op de kop en onder 45 graden aan de andere kant van de hoogst belaste gevel.

7.1 Ondergrens geluidwerende maatregelen

Het Bouwbesluit vereist een karakteristieke geluidwering, GA;kg, van minimaal 20 dB(A) voor een verblijfsgebied en minimaal 18 dB(A) voor een verblijfsruimte. Dit wordt net bereikt bij een verblijfsruimte met:

  • een gevel van metselwerk
  • 30 % glas van bv 4-12-6 thermisch glas
  • een normale kierdichting van 35 dB(A)
  • een normaal ventilatierooster met een Rq,A van -5 en een capaciteit van 21 dm3/s

Hiermee kan t/m een geluidbelasting van 55 dB(A) volstaan worden. Het blijkt dus in bepaalde gevallen goed mogelijk te zijn dat met een gewoon ventilatierooster met een Rq,A van -5 aan de geluidweringeis van 18 dB(A) wordt voldaan.

Men moet zich echter wel realiseren dat in onderhavig geval het noodzakelijk is dat, om een GA;kg van 20 dB(A) in het gehele verblijfsgebied te realiseren de overige ruimten een GA;kr, hoger dan 20 dienen te bezitten.

Bij een groter glaspercentage, meer luchtcapaciteit zoals in geval van een kooktoestel, of bij een slechtere kierdichting, moeten er geluidwerende eisen aan een of meer elementen van de gevel gesteld worden.

Het meest effektief is in eerste instantie de geluidwering van de roosters te verbeteren. Een rooster met een Rq,A van 0 dB, vergelijkbaar met een open gat in de muur, verhoogd de GA;kr reeds tot 22 zodat voldoende geluidwering kan worden gevormd tegen een geluidbelasting t/m 57, resp 59 dB(A) op de gevel van een verblijfs-gebied, resp -ruimte

7.2 Kwaliteitsnorm Rq,A– 2

In de kwaliteitsnormen van het kwaliteitsinstituut voor de bouw wordt een Rq,A van minimaal -2 voor elke gevel voorgeschreven, ook voor gevels zonder noemenswaardige geluidbelasting. Uit bovenstaand voorbeeld blijkt dat dit in bepaalde gevallen niet altijd noodzakelijk is.

Regelgeving volgens het Bouwbesluit

Bij de inwerkingtreding van het Bouwbesluit per 1 oktober 1992 zijn een aantal zaken gewijzigd. Een veelheid van bijzondere bouweisen van gemeentelijke overheden zijn daarmee grotendeels vervallen. Opgemerkt moet worden dat de opdrachtgevers, waaronder gemeenten, natuurlijk aanvullende bouweisen kunnen stellen.

8.1 Dubbele toetsing: verblijfsruimte en -gebied

Het Bouwbesluit vereist ten aanzien van geluidwering en ventilatie een dubbele toetsing nl minimum eisen aan het verblijfsgebied en eisen aan de afzonderlijke verblijfsruimten. Een verblijfsruimte is in grote lijnen de verzamelnaam voor ruimten bedoeld voor het verblijven van mensen zoals woonkamer, slaapkamer en keuken. Het verblijfsgebied is het totaal van een groep verblijfsruimten plus eventueel de verkeersruimten zoals gang, hal en overloop gelegen op één woonlaag. Voor de exacte omschrijving van deze begrippen en de juiste toepassing verwijzen wij naar het Bouwbesluit.

8.2 Karakteristieke geluidwering

Een van de wijzigingen tengevolge van het Bouwbesluit betreft de invoering van de Karakteristieke Geluidwering van de gevel , de GA;kg. Deze moet groter zijn dan het verschil tussen de geluidbelasting op de gevel en het karakteristieke binnenniveau in het verblijfgebied t.w. 35 dB(A) met uitzondering van verblijfsruimten in kantoorruimten waar deze maximaal 40 dB(A) bedraagt.

De GA;k moet worden bepaald voor alle

verblijfsruimten en tevens voor alle verblijfsgebieden in een woning en overige gebouwen.

De eis die gesteld wordt aan het verblijfsgebied is 2 dB(A) strenger dan die wordt gesteld aan elke verblijfsruimte. Hierdoor kunnen de gevel-maatregelen van een bepaalde ruimte of worden bepaald door de eisen aan het totale verblijfs-gebied of door de eisen aan de individuele verblijfsruimte.

8.3 Verkeersruimte achter de voordeur (halletje) of toegangsportaal

Bij de bepaling van de GA;k van het verblijfsgebied doen zich bijzondere situaties voor die een nadere uitleg behoeven.

De aanvrager mag zelf, door de begrenzing van het verblijfsgebied te kiezen, het toegangsportaal (halletje) onderdeel laten uitmaken van het verblijfsgebied. Doch indien het halletje is gelegen aan een geluidbelaste gevel, is het raadzaam om deze buiten het verblijfsgebied te leggen, omdat anders geluidwerende maatregelen getroffen moeten worden.

8.4 Bestaande situaties

Voor bestaande situaties : het veranderen of vergroten van een woning kent het bouwbwsluit volgens art 406 ontheffingsmogelijkheden met betrekking tot de geluidsisolatie van maximaal 10 dB(A) ten opzichte van de nieuwbouw-eis en ten aanzien van de ventilatie eisen: minimaal 7 dm3/s per ruimte. Deze ontheffingsmogelijk-heden worden echter begrensd door het “rechtens verkregen niveau”, dat wil zeggen de eisen welke van kracht waren bij het verlenen van de bouwvergunning van het bestaande bouwwerk. De strengste van de twee criteria zijn bepalend, maar niet strenger dan de nieubouw eis. De ontheffing moet voor elk geval afzonderlijk bij de gemeente worden aangevraagd en verleend, anders zijn de nieuwbouweisen van toepassing. Dit kan vooral van belang zijn voor de ventilatie-eisen.

8.5 Geluidsaneringsgevallen

Naast de Bouwbesluiteisen kan de subsidiegever, het ministerie van VROM, aanvullende strengere eisen stellen. Geluid en ventilatie-eisen welke aansluiten op het Bouwbesluit zijn momenteel bij het ministerie van VROM in voorbereiding. In dit kader heeft de werkgroep aan het ministerie VROM voorgesteld de eisen voor geluidwering te richten op een werkelijk binnenniveau van 40 dB(A), hetgeen 5 tot 8 dB(A) minder streng is dan de nieuwbouw-eisen, maar 5 tot 2 dB(A) strenger dan de maximale ontheffings-mogelijkheden. Omdat bij sanering altijd sprake is van reeds ingedeelde ruimten moet naar de mening van de GGG werkgroep hierbij niet getoetst worden op de karakteristieke

geluidwering GA;k, maar op de werkelijke geluidwering GA die overigens wel volgens de NEN 5077 hst 5.3.4.moet worden bepaald.

Bovenstaande geluidweringseis komt daarmee precies overeen met het reeds bestaande eisenpakket. Ook ten aanzien van de ventilatie eisen zijn afwijkende eisen van toepassing.

Ventilatie

Volgens het BB art 30 is een minimum ventilatie-hoeveelheid voor het gehele verblijfsgebied van 0.9 dm3/s per m2 vloeroppervlak vereist met een minimum voor een verblijfsruimte van 7 dm3/s. Een kamer met kooktoestel vraagt een minimum van 21 dm3/s. Een badkamer vraagt minimaal 14 dm3/s en een toilet 7 dm3/s. Als streefwaarde volgens de NEN 1087 voor een verblijfsruimte kan worden aangehouden: 1 dm3/s per m2 vloeroppervlak. De capaciteiten en andere voorzieningen worden bepaald volgens NEN 1087.

9.0.1.     Afvoeropening

Per verblijfsruimte is een even grote lucht-capaciteit voor de afvoerlucht als voor de toevoerlucht vereist. De kookplaats, badkamer en toilet moet rechtstreeks naar buiten worden afgevoerd.

9.0.2.     Reductie van de gevelopening

Van de luchttoevoer moet tenminste 50% direkt van buiten komen en mag ten hoogste 50% van de totale benodigde ventilatielucht uit een ander tot die woning behorend verblijfsgebied (m.u.v keuken) of verkeersruimte. Binnen een verblijfsgebied is het toegestaan dat alle toevoerlucht via een andere verblijfsruimte binnenkomt. Er moet hierbij wel een goede luchtafvoer voorzien zijn. Een ventilatie-opening in een van de binnenwanden mag echter niet tegelijkertijd als luchttoevoer en als afvoer worden beschouwd. Dit vraagt om een goed onderbouwd luchtstromingsschema.

9.1 Alternatieve aanpak ventilatie bij geluidsanering

In het Bouwbesluit is aangegeven dat voor alle verblijfsgebieden, voor het toilet en de badkamer, de toe-en afvoer van lucht in samenhang moet worden berekend. Dit betekent dat de gehele woning, ook de niet geluidbelaste ruimten een ventilatiebalans moet worden opgesteld. Dit kan inhouden dat er ingrijpende maatregelen nodig zijn in ruimten welke geheel niet bij de sanering zijn betrokken en waarvoor derhalve geen financiele middelen zijn uitgetrokken. Bovendien kan dit buiten verhouding veel rekenwerk vergen.

De GGG-werkgroep stelt zich op het standpunt dat bij gedeeltelijke sanering van de woning in principe alleen de betrokken verblijfsruimten moeten worden beschouwd, welke dan op zich voldoende ventilatievoorzieningen dienen te hebben. Hierbij moet dan worden afgezien van recirculatie via andere verblijfsruimten. Deze gedachte resulteert in de volgende ventilatie-eisen bij sanering:

-Minimaal 0.9 dm3/s aan ventilatiecapaciteit in de gevel per m2 verblijfsrumte. Met kookktoestel minimaal 21 dm3/s.

-geen recirculatie met andere ruimten

-per ruimte één toe-en afvoer

-De afvoer mag eventueel naar andere ruimten via een (te vergroten) spleet onder de deur. Echter niet meer dan 14 dm3/s.

Deze aanpak voldoet aan de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit mits het gebruiksopprvlak van de woning niet veel groter is dan de vereiste 55%. Bovendien wordt hiermee het berekenen van de vereiste rooster capaciteit en de toetsing en handhaving veel eenvoudiger omdat ingewikkelde luchtstroomberekeningen niet nodig zijn.

Alleen in die gevallen waarbij bovenstaande methode leidt tot onaanvaardbare voorzieningen kan de luchtbalansmethode volgens NEN 1087 met recirculatie mogelijkheid gevolgd worden waarbij de gehele woning beschouwd wordt. Leidt ook dat niet tot oplossingen dan kan de uiterste ventilatie-eis voor bestaande woningen tw. 7 dm3/s per verblijfsruimte voor toe-en afvoer worden gehanteerd. Toepassing van deze laatste twee methodieken dient dan nader te worden gemotiveerd.

De IWB werkgroep voert momenteel overleg met het ministerie VROM om deze methodiek landelijk op de geluidsanering van toepassing te verklaren. Vooruitlopend hierop hanteert zij deze methode.

9.2 Voorkoming van tocht

Er dient aangetoond te worden dat er geen tocht op kan treden. Plaatsing van de opening van de suskast of het rooster meer dan 1,80 m boven de vloer is meestal afdoende.

9.2.1 Onderhoud ventilatievoorziening: ontwerp-eisen

Goed onderhoud van de ventilatievoorzieningen zijn belangrijk voor behoud van hun functie. Niet onderhouden roosters gaan dicht en vast zitten. Bij het ontwerp van het rooster dient hier rekening mee te worden gehouden. Enkele ontwerp-eisen zijn:

-Het rooster aan kamerzijde dient eenvoudig afneembaar te zijn zodat de luchtweg reinigbaar is door de gebruiker.

-Bovendien is het van belang dat een eventueel aanwezig vliegengaas zichtbaar is voor de gebruiker zodat deze kan zien wanneer het gaas vervuild is en gereinigd moet worden.

-Tevens is het aan te bevelen dat de aannemer/ fabrikant schoonmaakinstrukties voor de suskast in de woning achterlaat.

9.3 Andere ventilatiemogelijkheden

Naast natuurlijk ventilerende suskasten zijn er alternatieve mogelijkheden voor ventilatie in de vorm van klepramen of suskasten met ventilatoren, gebalanceerde ventilatie e.d.. Bij klepramen dient, (op de juiste stand ingesteld) zowel de luchtcapaciteit als de geluidwering te worden vastgesteld. Bij mechanische ventilatie ontstaat intallatiegeluid welke volgens het Bouwbesluit niet meer dan 30 dB(A) in de woning ernaast mag bedragen. Voor het geluid van technische installaties binnen de woning zijn deze regels niet van kracht. Aanbevolen wordt echter om in de woon-en slaapkamer een maximaal niveau van 25 dB(A) aan te houden. Hogere niveaus leiden vaak tot klachten.

10 Toetsing en controlemetingen

Op grond van art 100 van de woningwet moet de gemeente toezien dat gebouwen aan bepaalde minimum eisen voldoen. Deze eisen zijn beschreven in het Bouwbesluit. De handhavings instrumenten die hiervoor o.a. ter beschikking staan zijn het stellen van voorwaarden en het keuren van het ontwerp ten behoeve van eventuele verlening van een bouwvergunning , toezicht tijdens en het stilleggen van de bouw en het onbewoonbaar of onbruikbaar verklaren van het bouwwerk. Daarnaast is er een civiel-rechterlijke verhouding tussen bouwer, opdracht-gever en gebruiker van het bouwwerk die ook rechten kan ontlenen aan de technische eisen van het Bouwbesluit.

De eisen van dit Bouwbesluit zijn in de vorm van prestatie eisen vastgelegd welke na realisering van het bouwwerk door middel van genormaliseerde metingen kunnen worden bepaald. Dat betekent voor de ontwerper/adviseur dat in de berekening rekening moet worden gehouden met alle factoren die invloed kunnen hebben op het eindresultaat zoals uitvoeringsgevoeligheid van details, geluiddruk-verdubbeling in hoeken in de nabijheid waarvan in verhouding kleine maar bepalende elementen zijn gesitueerd zoals bij suskasten en naden aan de bovenzijde van de puien.

10.1 Toepassing van meettolerantie

Aan elke meting van de geluidwering zit een meettolerantie vast. Wil men met een behoorlijke zekerheid een gevel afkeuren dan zou men een zekere marge in acht moeten nemen. In het verleden is daarom vaak een marge van 2 dB(A) genomen voordat tot afkeuring werd overgegaan. Het aanhouden van zo’n marge pakt in het voordeel uit van de bouwer maar vormt tevens een even groot nadeel voor de bewoner in de vorm van hogere geluidniveaus. Een recente juridische uitspraak wijst een dergelijke aanpak af. De rechter acht kennelijk zo’n ongelijke afweging onjuist. Als deze twee belangen even zwaar moeten wegen betekent dat het afwijzen van enige afkeur marge. De enige marge die overblijft is die van de afronding naar een geheel getal dus 0.5 dB(A).

Ontwerpmarge

Voor de ontwerper en de aannemer betekent het nul-marge principe dat, aangezien er een natuurlijke spreiding is in uitvoering en nauwkeurigheid van ontwerp, er een marge bij het ontwerp moet worden aangehouden. Bij dezelfde zekerheid als onder het oude regime betekent dit een aan te houden marge bij de berekeningen van 2 dB(A). Dit zal dan hetzelfde percentage afkeur opleveren als in de oude praktijk. De aan te houden ontwerp marges kunnen worden

verkleind of de zekerheid worden vergroot door betere berekeningsmethoden, nauwere uit-voeringsgrenzen en meer metingen per ruimte.

Controlemeting van een afzonderlijke ruimte

De te toetsen waarde is hier de GA;k van de verblijfsruimte en van het verblijfsgebied. De toetsingsmethode moet gebeuren volgens NEN 5077. Als een GA;k van 30 dB(A) vereist wordt en in een enkele meting is 29.2 dB(A) gemeten, dus afgerond 29 dB(A), dan dient de gevel te worden afgekeurd. De enige weg die naast het nemen van maatregelen overblijft is om deze gevel nog een keer te meten en het gemiddelde van de twee metingen te nemen. Ligt dat onder de 29.5 dB(A) dan dient weer te worden afgekeurd. De spreiding van het gemiddelde van de metingen neemt door herhaald meten wel af tot 1/Ö(n). Na 4 metingen is deze dus tot de helft gereduceerd. Het is niet juist om metingen van verschillende ruimten in de middeling te betrekken omdat de geluidweringseis voor elke ruimte afzonderlijk geldt. Men moet dus net zolang doorgaan totdat alle ruimten van de steekproef een voldoende GA;k hebben.

Steekproef in een projekt

Hoewel alle woningen aan de bouweisen dienen te voldoen geschiedt de keuring van een geheel projekt veelal steekproefsgewijs. Hierbij is echter van essentieel belang dat de steekproef aselect is gekozen en representatief is voor het gehele projekt. Dat wil zeggen dat elke categorie even sterk vertegenwoordigd is en dat bij-voorbeeld na eventuele correctie de gemeten ruimte nog representatief voor de gehele catego-rie is. Dit is alleen vol te houden als corrige-rende maatregelen direkt in alle ruimten van de-zelfde categorie worden uitgevoerd. Men moet dan eigenlijk na correctie opnieuw aselect een ruimte uit dezelfde categorie kiezen om te meten.

11 Richtlijn rapportage

Voor een goede beoordeling van het akoestisch bouwtechnisch rapport moeten de volgende gegevens / bescheiden worden verwerkt res-pectievelijk verstrekt:

Algemene gegevens

  • Naam van de opdrachtgever;
  • Naam van degene die het akoestisch onderzoek heeft uitgevoerd
  • Datum van het onderzoek
  • Aanleiding en doel van het onderzoek
  • Gebruikte tekeningen met vermelding van nummer en laatste datum;
  • Aantal geluidbelaste woningen per maatregelgroep.

Akoestisch onderzoeksrapport van de geluidbelasting van de gevel conform het gestelde in art 102 van de Wet Geluidhinder

Situatie tekening waarop de geluidbelasting van de gevel(s) is aangegeven.

Plattegrond en geveltekeningen en principe details van alle akoestisch relevante woningtypen.

Een omschrijving per maatregelgroep van de toe te passen materialen en andere van belang zijnde gegevens en aandachtspunten, zoals:

  • geluidbelasting van de gevel en bereken de geluidwering (GA;k);
  • woningtypen en geluidgevoelige ruimten;
  • beglazing, beglazingswijze en kozijnmateriaal (zie ook de bijlage);
  • suskasten; inbouwwijze en lengtes (zie bijlage);
  • ventilatievoorzieningen; soort, grootte of capaciteit;
  • opbouw van de panelen;
  • overige geveldelen zoals metselwerk (ook bij geringe invloed op de geluidwering);
  • kier- en naaddichting (zie ook bijlage);
  • balkons, galerijen serres etc.;
  • verwijzing naar de principedetails in het akoestisch bouwtechnisch rapport en naar de bijbehorende berekening.

Materiaaloverzicht van alle voor de berekening van belang zijnde geluidsisolatiewaarden (Ra) van beglazing, suskasten, panelen, metselwerk, kierfactor, enz. De gehanteerde Ra-waarden moeten in overeenstemming zijn met de meest recente uitgave van de publikatie ‘Geluidwering in de woningbouw” (uitgave Min VROM) en de bij deze voorschriften gevoegde bijlage. Indien de toe te passen materialen niet voorkomen in bovengenoemde publikatie moet volledig inzicht worden verschaft in de herkomst van de te hanteren isolaties (meetrapporten enz).

Een berekening van de meest kritische ruimte per maatregelgroep moet zijn opgenomen in het rapport. Alle voor de berekening gebruikte invoergegevens moeten zijn opgenomen, ook moeten de partiële geluidweringen of geluid niveaus alsmede de te verwachten geluidwering worden vermeld. De berekeningsmethode moet in overeenstemming zijn met de omschrijvingen in de bijgevoegde technische aanwijzingen. Naderhand aan te brengen wijzigingen in de goedgekeurde bescheiden moeten opnieuw ter goedkeuring worden voorgelegd, alvorens tot uitvoering kan worden overgegaan.

Bouwtekeningen

De in het akoestisch bouwtechnisch rapport voorgeschreven maatregelen moeten zijn verwerkt op de daarvoor in aanmerking komende bouwaanvraagtekeningen (waaronder detail-tekeningen), welke alvorens te worden ingediend, moeten zijn gecontroleerd en gewaarmerkt door het betreffende akoestisch adviesbureau.

Mededelingenbrief akoestisch adviseur

Indien het akoestisch adviesbureau aan de hand van een berekening van de meest kritische ruimte kan aantonen dat er geen aanvullende akoestische voorzieningen nodig zijn, kan worden volstaan met een brief van het betreffende adviesbureau.

12 Literatuur

  1. Geluidwering van Glasconstructies, Geluidwering van gevels in de praktijk, E.Gerretsen,J.W.Niggebrugge, Rapport Grote Gemeenten en Rijkswaterstaat, nov 1986
  2. Evaluatie van diverse aspecten van de rekenmethode geluidwering gevels in het kader van het Bouwbesluit, E.Gerretsen, rapport TPD 507.105 nov 1986
  3. De Geluidwering van kierdichtingsprofielen, R.C.Muchall, Rapport DOW Gemeente Amsterdam /OMEGAM ,Dec 1986
  4. Nader onderzoek naar enkele aspecten van de geluidwering van gevels t.b.v. de rekenmethode, E.Gerretsen, rapport TPD 623.115, nov 1987
  5. Herzien Rekenmethode Geluidwering Gevels, E.Gerretsen, publ woningbouwonderzoek 112,Min VROM, Dec 1989
  6. Geluidwering in de Woningbouw, P.E.Braat-Eggen,L.C.J.van Luxemburg, Publ. 92092/h-4-92, Min.VROM april 1992
  7. Bundel Bouwvoorschriften, Bouwbesluit en regelingen, F.H.van der Bercken, ISBN 90 12 08097 5 ,Sdu den Haag, Maart 1993
  8. Onderzoek naar de invloed van de gevelstructuur op de geluidwering van de gevel, A.Timmers, C.Zwaans, afstudeer-rapport TU Eindhoven, wergroep FAGO. nr 95.10.A feb 1995
  9. Estimation of acoustic performance of building from the performance of products, partie 3: Airborne sound insulation against outdoor sound. CEN/TC 126 /WG2 N169, final draft Pr EN 12354-3 jul 1996


Voor meer info raadpleeg onze informatie rubriek over geluid